Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Geplaatst op 01 maart 2022

Verschil in partijen bij pensioen

Bij een pensioentoezegging zijn in ieder geval drie partijen betrokken: de werknemer – de werkgever – de pensioenuitvoerder. Het wordt complexer als de pensioenregeling wordt gewijzigd en ook nog elders ondergebracht. Daarmee wordt de groep van betrokken partijen groter. De Hoge Raad heeft zich recent uitgelaten over de verschillende betrokken partijen bij een pensioentoezegging en daarbij het oordeel van het Gerechtshof vernietigd.

 

Wat was er aan de hand?

Werknemer is in dienst bij Allianz. Op de arbeidsovereenkomst is de cao van toepassing. De pensioenregeling van Allianz was ondergebracht bij AMEV (rechtsvoorganger a.s.r.). Deze regeling kende een onvoorwaardelijke indexatieregeling na beëindiging van het deelnemerschap. Vanaf 2001 is de pensioenregeling elders ondergebracht. Het reeds opgebouwde pensioen van de werknemer is achtergebleven bij a.s.r. In 2013 wijzigt de cao het onvoorwaardelijke recht op indexatie naar een voorwaardelijk recht. De achtergebleven aanspraken zijn tot dat moment ook steeds geïndexeerd door de nieuwe pensioenuitvoerder. De werknemer maakt alsnog, zowel jegens Allianz als a.s.r. aanspraak op het onvoorwaardelijke recht. Allianz heeft in eerste aanleg een beroep op verjaring gedaan. De Rechtbank heeft dit verworpen, nu de deelnemer pas in 2013 wist dat zijn recht op indexatie voorwaardelijk was geworden, maar alsnog de vorderingen van de werknemer afgewezen, omdat hij geen gewezen deelnemer is.

 

Oordeel Gerechtshof

Het Gerechtshof heeft het oordeel inzake de verjaring overgenomen, maar de vorderingen alsnog toegewezen. Een onvoorwaardelijk recht op indexatie maakt onderdeel uit van de pensioentoezegging en kan op grond van artikel 20 PW niet zonder instemming gewijzigd worden. De wijziging is per 1 januari 2013 doorgevoerd en toen gold de Pensioenwet. De afspraken tussen Allianz en a.s.r. kunnen, volgens het Hof, de deelnemer niet worden tegengeworpen. Zowel Allianz als a.s.r. worden dan ook veroordeeld tot nakoming van de onvoorwaardelijke indexatie over de tot 1 januari 2001 opgebouwde pensioenaanspraken.

 

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad kijkt er echter toch wat genuanceerder tegen aan en vindt kort door de bocht dat het Gerechtshof Allianz en a.s.r. teveel over één kam heeft geschoren. Allereerst gaat het in deze procedure om de werknemer en de pensioenuitvoerder. De Hoge Raad is van mening dat de werknemer, in dat kader, wel partij is bij de tussen Allianz en a.s.r. gesloten verzekeringsovereenkomst o.g.v. artikel 6:254 lid 1 BW.

Het Gerechtshof heeft Allianz en a.s.r. op dezelfde voet veroordeeld tot nakoming van de indexatietoezegging, maar daarmee onvoldoende inzichtelijk gemaakt of er daadwerkelijk voor a.s.r. een grondslag tot nakoming aanwezig is.

 

Datzelfde oordeelt de Hoge Raad over het verjaringsverweer. Het Gerechtshof heeft het verjaringsverweer van Allianz beoordeeld en toegepast op zowel Allianz als a.s.r. Gezien de andere rechtsverhouding tussen a.s.r. en de werknemer moet ook de verjaring in dat licht beoordeeld worden. De Hoge Raad verwijst dan ook naar Gerechtshof Amsterdam.


Conclusie

Dit arrest laat maar weer eens zien hoe belangrijk het is om de verschillende partijen bij een pensioentoezegging te benoemen en de onderlinge rechtsverhoudingen afzonderlijk te doorgronden. De positie van een (oud) pensioenuitvoerder is immers jegens een werknemer een hele andere positie dan die van de werkgever.

 

Om de juiste partijen en rechtsverhoudingen te bepalen is Gommer & Partners Pensioen Advocaten u graag van dienst!

 

Dit artikel is geschreven voor onze business partner Balieplus door pensioenadvocaat mr Linda Evers MPLA.

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*