Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Geplaatst op 28 februari 2022

Arbeidsongeschiktheid bij pensioenopbouw

In een geschil tussen de Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel (SPNG) en een vrijwillig aangesloten werkgever, heeft de rechtbank Den Haag onlangs geoordeeld over de uitleg en toepassing van de voorwaarden voor premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid.

 

Feiten en omstandigheden

Met ingang van 1 januari 2021 werd de uitvoeringsovereenkomst met SPNG door de werkgever opgezegd. De opzegging werd vervolgens bij brief door het fonds bevestigd, waarbij werd gewezen op de beëindiging van de risicoverzekeringen. Hierdoor zouden de werknemers van de BV vanaf 31 december 2020 niet meer bij SPNG verzekerd zijn voor de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid.

De werkgever stelde echter dat werknemers met een eerste ziektedag vóór 1 januari 2021 in aanmerking dienen te komen voor premievrije opbouw in de regeling van SPNG. Zodat zij aan het einde van de wachttijd ook recht hebben op een WIA-uitkering. Een werknemer die gedurende de deelname aan de regeling ziek is geworden, dient verzekerd te zijn van premievrije pensioenopbouw, aldus de uitleg van de werkgever.    

SPNG verweerde zich door te wijzen op de twee voorwaarden om in aanmerking te komen voor premievrije pensioenopbouw, zoals volgt uit de uitvoeringsovereenkomst en het pensioenreglement. Niet alleen diende de arbeidsongeschiktheid te zijn ontstaan gedurende het deelnemerschap, ook diende een WIA-uitkering te worden ontvangen.

Beoordeling kantonrechter

De kantonrechter concludeerde dat de voorwaarden om in aanmerking te komen voor premievrije opbouw in het pensioenreglement duidelijk werden vermeld. Pas op het moment dat een deelnemer een WIA-uitkering gaat ontvangen, treedt het aan het fonds overgedragen risico in. Er waren dan ook geen opgebouwde aanspraken, aangezien het een risicoverzekering betrof waar SPNG ook op heeft gewezen.

Vervolgens overweegt de kantonrechter dat er ook geen uitlooprisico is verzekerd c.q. overeengekomen. Op grond waarvan de verzekering zich tevens zou uitstrekken over die gevallen waarin één van de gestelde voorwaarden zich pas voordoet na de einddatum van die verzekering. De kantonrechter verwerpt vervolgens nog de stelling van de werkgever dat er dan geen tegenprestatie tegenover de betaalde premies zou staan. Immers zou niet zijn betwist dat wél sprake is van een verzekerd inlooprisico.

Concluderend oordeelde de kantonrechter dat de werkgever, ‘in de gegeven omstandigheden niet redelijkerwijs mocht verwachten dat álle tijdens de looptijd van de onderhavige uitvoeringsovereenkomst ziek geworden werknemers recht op premievrije pensioenopbouw behouden na afloop van de wachttijd’ (r.o. 5.9).

Er was volgens de kantonrechter ook geen sprake van een contractuele onduidelijkheid. SPNG heeft eenvoudigweg de voorwaarden uit het reglement toegepast en gewezen op het komen te vervallen van de risicoverzekeringen. Het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst en het niet voorzien in een uitlooprisico kon ook niet aan SPNG worden toegerekend.

Conclusie

Bij wijziging of beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst is een goede afwikkeling c.q. overgang van belang. Dat laat dit vonnis eens te meer zien. Het is dan ook belangrijk in een dergelijke situatie te inventariseren hoe de risicoverzekeringen zich verhouden en óf er een inloop- of uitlooprisico is overeengekomen. Dit zodat je niet voor verrassingen kan komen te staan. Hierin kan Gommer & Partners Pensioen Advocaten u uiteraard adviseren.

 

mr. Suus van Ingen

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*