Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Geplaatst op 15 november 2021

Hoe ver gaat het instemmingsrecht van de ondernemingsraad?

Sinds 1 oktober 2016 is de rol van de ondernemingsraad (OR) bij het wijzigen van pensioenregelingen nader ingevuld en verduidelijkt. Immers, toen is artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) gewijzigd. De hoofdregels zijn:

  • Inzake het aangaan, wijzigen of intrekken van een pensioenovereenkomst heeft de OR in principe altijd instemmingsrecht;
  • De OR heeft geen instemmingsrecht als sprake is van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds (artikel 27 lid 3 WOR). De belangen van de werknemers worden geacht al vertegenwoordigd te worden door middel van de zeggenschap in het bestuur van het pensioenfonds;
  • Inzake de uitvoeringsovereenkomst heeft de OR in principe géén instemmingsrecht, tenzij hierin zaken geregeld worden die de pensioenovereenkomst raken. Dat is in ieder geval zo voor de toeslagenregeling en de wijze van vaststelling van de premie.

Over dit laatste onderdeel oordeelde Rechtbank Noord-Holland recentelijk (ECLI:NL:RBNHO:2021:9536).

Wat was er aan de hand?

Werkgever heeft voor haar werknemers in dienst vóór 1 januari 2014 een eindloonregeling die is ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds. Tussen werkgever en dit pensioenfonds is een uitvoeringsovereenkomst gesloten, welke voor onbepaalde duur is overeengekomen. Beide partijen kunnen de uitvoeringsovereenkomst opzeggen. In december 2020 heeft het pensioenfonds de uitvoeringsovereenkomst opgezegd onderbouwd met een drietal redenen. De werkgever heeft vervolgens het pensioenfonds laten weten dat ze de ondernemingsraad zal informeren, dat er door de opzegging een einde komt aan een langdurige samenwerking en dat ze begrip heeft voor de overwegingen van het fonds.

De ondernemingsraad heeft gereageerd dat uit die brief herleid kan worden dat de werkgever akkoord is gegaan met de opzegging, maar dat deze instemming accordering van de ondernemingsraad behoeft. In een tweede brief is de nietigheid van het besluit ingeroepen door de ondernemingsraad. De werkgever stelt zich op het standpunt dat de ondernemingsraad de nietigheid ten onrechte heeft ingeroepen en dat de opzegging rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.

In het kader van de nieuwe pensioenregeling heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden tussen werkgever en ondernemingsraad. De werkgever heeft hiertoe ook een instemmingsverzoek bij de ondernemingsraad neergelegd voor de nieuwe pensioenregeling, de nieuwe uitvoering en de compensatieregeling. 

De ondernemingsraad betrekt de werkgever in rechte en vraagt o.a. een verklaring voor recht dat de nietigheid terecht is ingeroepen en dat aan de ondernemingsraad een instemmingsrecht toekomt. De ondernemingsraad onderbouwt haar vorderingen met het argument dat op grond van artikel 27 lid 1 aanhef en onderdeel a WOR een instemmingsrecht aan de ondernemingsraad toekomt ten aanzien van het besluit tot opzegging van de uitvoeringsovereenkomst. Volgens de werkgever is sprake van een rechtsgeldig besluit van het pensioenfonds, ten aanzien waarvan de ondernemingsraad geen instemmingsrecht toekomt.

Oordeel van de Rechtbank

De Rechtbank is van oordeel dat aan de ondernemingsraad een instemmingsrecht tot opzegging van de uitvoeringsovereenkomst toekomt, als de werkgever die overeenkomst wil opzeggen. Vaststaat echter dat het pensioenfonds de overeenkomst heeft opgezegd (na overleg met en instemming van het verantwoordingsorgaan). De vraag die beantwoord moet worden is of dat besluit moet worden beschouwd als een besluit van de werkgever. Dat is volgens de kantonrechter niet het geval. De opzegging is een eenzijdige rechtshandeling door het fonds. De instemming van de werkgever is hiervoor niet vereist. Ook is geen sprake van medezeggenschapsrechtelijke toerekening. Het besluit van het pensioenfonds grijpt weliswaar in op de onderneming van de werkgever, maar van (indirecte) betrokkenheid van de werkgever bij dat besluit is niet gebleken, noch van een zeggenschapsrelatie tussen de werkgever en het fonds.

Tot slot volgt de kantonrechter de ondernemingsraad ook niet in haar argument dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om alle voorgenomen besluiten (van werkgever danwel pensioenfonds) onder de noemer van artikel 27 lid 1 aanhef sub a te laten vallen. Dit gaat volgens de kantonrechter te ver en valt niet uit de wetsgeschiedenis te herleiden. Het moet gaan om een (voorgenomen) besluit van de ondernemer, en daarvan is in de onderhavige kwestie geen sprake.

Speelt dit ook binnen jullie bedrijf?

Als werkgever of Ondernemingsraad kun je, vaak ongewenst, in zo’n situatie terechtkomen. Laat je dan bijstaan door een advocaat van Gommer & Partners! 

Wil je weten wat wij voor jou kunnen betekenen, neem dan contact met ons op via het antwoordformulier of voor een meer persoonlijk contact, staan wij je uiteraard ook graag telefonisch te woord, 013 – 507 07 40.

Afspraak online/telefonisch

*
*
*
*

 

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*