Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Geplaatst op 14 december 2021

Uitleg verplichtstelling; het blijft voer voor discussie, nu die van Bpf FoodService

Regelmatig schrijven we over de discussies die gevoerd worden omtrent de uitleg van Verplichtstellingsbeschikkingen. Recentelijk heeft Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zich uitgelaten over de werkingssfeer van Bpf Foodservice.

Wat was er aan de hand?

De werkgever in de onderhavige kwestie heeft zich tot het Gerechtshof gewend met het verzoek een verklaring voor recht af te geven dat zij niet onder de werkingssfeer van Bpf FoodService valt. O.g.v. artikel 329 Rv kunnen partijen overeenkomen dat de Rechtbank wordt overgeslagen en de kwestie ineens aan het bevoegde Gerechtshof wordt voorgelegd (prorogatie). Dat hebben partijen in deze kwestie ook gedaan.

De onderneming is in 1998 opgericht en fungeert voor de zakelijke markt als dienstverlener op het gebied van service en logistiek van levensmiddelen. Voorheen plaatsen instellingen en bedrijven op verschillende manieren bij verschillende leveranciers levensmiddelen, die dat ieder voor zich weer bij de instellingen en bedrijven leverden. De onderneming heeft bedacht dat dit efficiënter kan. De onderneming heeft derhalve een bestelmodule ontwikkeld, waarin leveranciers en klanten samen komen. Een klant bestelt wat hij nodig heeft, bij wie hij dit wil. De producten worden vervolgens door de verschillende leveranciers bij de onderneming geleverd en door de onderneming gebundeld tot een order voor de betreffende klant en geleverd bij de klant. De producten staan steeds meer heel kort bij de onderneming in het magazijn. De onderneming factureert ook en de klant betaalt aan de onderneming, waarna zij aan de hand van de verkoopfacturen van de leveranciers uitbetaalt en daarnaast een leveranciersfee in rekening brengt aan de leveranciers. De bedragen op de verkoopfacturen worden verrekend met deze fee en uitbetaald aan de leverancier.

Standpunt Bpf FoodService

Bpf FoodService heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderneming een groothandel in levensmiddelen is en om die reden onder haar werkingssfeer valt. De bedrijfsactiviteiten van de onderneming zijn in 2015 beëindigd, dus aan de hand van het op dat moment geldende verplichtstellingsbesluit moet de aansluitverplichting beoordeeld worden. Latere verplichtstellingen blijven derhalve buiten beschouwing.

De onderneming heeft tegen de aansluiting ingebracht dat zij geen groothandel is, nu zij niet op eigen naam aan de klant levert, en geen goederen van leveranciers betrekt en op voorraad houdt. Als sprake is van een groothandel zit de marge in het verschil tussen de in- en verkoopprijs van het product. Voor deze onderneming is dat echter de fee die zij voor haar dienstverlening achteraf in rekening brengt.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Het Gerechtshof moet aan de hand van de cao-norm de verplichtstelling gaan uitleggen. Relevant hiervoor is dat het begrip groothandel niet in het Verplichtstellingsbesluit is omschreven. Om die reden moet het Gerechtshof zelfstandig op zoek naar een algemeen aanvaarde definitie. Hierbij begint het Gerechtshof bij de omschrijving van een groothandel, zoals opgenomen in het Algemeen Nederlands Woordenboek.

Hieruit vloeit voort dat het in de kern gaat om handelen in grote partijen, in die zin dat eenmaal verworven partijen worden verdeeld in kleinere partijen voor wederverkoop. Inzake de betreffende onderneming geldt allereerst dat zij niet zelfstandig betrokken is bij de overeenkomsten tussen klant en leverancier. De onderneming houdt geen eigen voorraden aan. De onderneming factureert wel aan de klant, maar dat uit het oogpunt van administratieve dienstverlening. De onderneming koopt niet zelf goederen in, handelt ook niet in deze goederen, laat staan voor eigen risico, houdt geen voorraden en richt zich ook niet op het verwerven ervan. Daarmee vertonen de activiteiten zo weinig kenmerken van een groothandel dat de onderneming niet als zodanig beschouwd kan worden. Daarbij heeft het Gerechtshof zelfs rekening gehouden met nieuwe vormen van ondernemen, waarmee ten tijde van het formuleren van de Verplichtstelling nog geen rekening is gehouden en anderzijds het belang voor werkgevers (en werknemers) om duidelijkheid te hebben over hun pensioenpositie en de daarmee samenhangende omschrijving van een verplichtstelling.

Deze uitspraak laat maar weer eens zien dat het raadzaam is en blijft om periodiek, maar zeker bij gewijzigde omstandigheden te checken of mogelijk sprake is van een verplichte aansluiting bij een pensioenfonds.

Gommer & Partners Pensioen Advocaten is u hierbij graag van dienst met een Bpf-check.  

Afspraak online/telefonisch

*
*
*
*

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*