Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Geplaatst op 09 april 2020

Q&A Pensioen & Corona

Vraag 1:

Wat is NOW?

Antwoord 1:

De werktijdverkorting-regeling die was opgenomen in de Beleidsregel ontheffing verbod van werktijdverkorting 2004 is met ingang van 1 maart 2020 vervangen door een nieuwe Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW). Samengevat kunnen werkgevers die te maken hebben met tenminste 20% verwacht omzetverlies (te rekenen vanaf 1 maart 2020) bij UWV voor een periode van 3 maanden een tegemoetkoming in de loonkosten aanvragen ter hoogte van maximaal 90% van de loonsom. Deze periode kan éénmalig worden verlengd met nog een keer 3 maanden. Voorwaarde is dat werkgevers het loon aan betrokken werknemers 100% doorbetalen.

Vraag 2:

Wat houdt de NOW in?

Antwoord 2:

De maatregel is bedoeld om ondernemers die ten gevolge van de Coronacrisis een omzetdaling van ten minste 20% verwachten financieel tegemoet te komen en hun loonkosten tot maximaal 90% maar rato van de omzetdaling op te vangen.

Het doel is werkgelegenheid. Om die reden worden werkgevers verplicht om 100 % van het loon door te betalen en wordt verwacht dat de loonsom nu zoveel mogelijk gelijk wordt gehouden ten opzichte van januari 2020.

Vraag 3:

Welke voorwaarden gelden er op grond van de NOW om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de kosten?

Antwoord 3:

De NOW is voornamelijk bedoeld om ontslagen te voorkomen en daarom zijn er een aantal voorwaarden aan verbonden. De eerste voorwaarde is dat géén ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen aangevraagd kan worden voor de werknemers gedurende de periode waarover de tegemoetkoming ontvangen wordt. Daarnaast moet de werkgever zich inspannen om de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden en zijn werknemers dus volledig door te betalen. Tot slot moet de aanvrager ten minste 20% omzetverlies over een aangesloten periode van 3 maanden verwachten.

Vraag 4:

Hoe wordt de daadwerkelijke omzetdaling achteraf vastgesteld?

Antwoord 4:

Achteraf wordt vastgesteld wat het omzetverlies daadwerkelijk is geweest en worden eventuele correcties op de loonsom verwerkt. Binnen 22 weken na afloop van de periode waarin de omzetdaling heeft plaatsgevonden (de meetperiode) verzoekt de werkgever hiertoe om vaststelling van de subsidie bij het UWV, via het daarvoor ontworpen formulier. Vervolgens zal op basis van de door de werkgever aan te leveren definitieve gegevens over de omzetdaling vastgesteld worden hoe groot de daadwerkelijke omzetdaling is geweest en of aan alle aan de werkgever opgelegde verplichtingen in het kader van de NOW is gedaan. Hiervoor is in beginsel een accountantsverklaring vereist.

De definitieve subsidie (en dus ook definitieve omzetdaling) wordt binnen 24 weken na ontvangst van deze aanvraag vastgesteld. Indien blijkt dat het omzetverlies lager is uitgevallen, zal (een deel) van het voorschot terugbetaald moeten worden. Indien het omzetverlies hoger is uitgevallen zal een nabetaling plaatsvinden.

Vraag 5:

Hoe hoog is de tegemoetkoming in loonkosten?

Antwoord 5:

De tegemoetkoming in de loonkosten bedraagt maximaal 90% van de loonsom per maand. De subsidie is een tegemoetkoming in de loonkosten van de periode maart tot en met mei 2020. Dit geldt voor alle aanvragen, dus ook voor de aanvragen die de omzetdaling berekenen op basis van een andere periode. Hierbij geldt dat het loon per werknemer wordt gemaximeerd tot € 9.538,00 bruto, oftewel twee keer het maximumdagloon per maand. Loon boven dit bedrag komt dus niet voor vergoeding in aanmerking.

De subsidie wordt vervolgens gerelateerd aan het percentage van de omzetdaling. Dit gaat op basis van een formule:

A (verwachte omzetdaling) x B (de loonsom) x 3 (maanden) x 1,3 (inclusief forfaitaire vergoeding voor overige werkgeverslasten) x 0,9 (correctie hoogte subsidie) = de subsidie. De hoogte is aldus afhankelijk van de omzetdaling en gemaximeerd op 90% van de loonsom. Hieronder treft u volgende rekenvoorbeelden aan:

  • Indien er een omzetdaling is van 100%, bedraagt de tegemoetkoming 90% van de loonsom van een werkgever;
  • Indien er een omzetdaling is van 50%, bedraagt de tegemoetkoming 45% van de loonsom van de werkgever;
  • Indien er en omzetdaling is van 25%, bedraagt de tegemoetkoming 22,5% van de loonsom van de werkgever.

 Vraag 6:

Voor welke werknemers geldt de NOW regeling?

Antwoord 6:

Het betreft een subsidie voor de loonkosten van alle werknemers die in dienst zijn bij een werkgever. Het gaat daarbij om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde én onbepaalde tijd. De regeling is echter ook van toepassing op werknemers met een flexibel contract, voor zover zij in dienst blijven en loon ontvangen.

Vraag 7:

Welke rol heeft de Ondernemingsraad of ander medezeggenschapsorgaan?

Antwoord 7:

De werkgever is gehouden de Ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of bij het ontbreken daarvan de werknemers te informeren over de NOW en de subsidieverlening.

Vraag 8:

Welke stukken moet de werkgever aanleveren bij de aanvraag?

Antwoord 8:

De werkgever moet de volgende stukken aanleveren:

  • Als de werkgever ná 31 augustus 2019 een aanvraag tot Wtv heeft ingediend, het dossiernummer van die aanvraag;
  • de verwachte omzetdaling, uitgedrukt in hele procenten, afrondend naar boven;
  • in welke aaneengesloten periode van drie kalendermaanden binnen de periode

van 1 maart tot en met 31 juli 2020 de werkgever een omzetdaling verwacht;

  • het loonheffingennummer; en
  • het rekeningnummer waarop de werkgever betalingen van de Belastingdienst inzake loonheffingen ontvangt. 

Vraag 9:

Wat gebeurt er met de reeds gedane Wtv-aanvragen?

Antwoord 9:

De regeling Werktijd-verkorting (Wtv) is per direct stopgezet. Wtv aanvragen is niet meer mogelijk.

Verkregen Wtv

Als een werkgever reeds een vergunning voor werktijdverkorting heeft gekregen, dan blijft deze vergunning van kracht tot het einde van de vergunningsperiode. Verlenging van deze aanvragen is niet mogelijk. Wel kunnen zij een aanvraag voor een subsidie in het kader van de NOW doen. Als daarbij samenloop optreedt tussen de NOW-subsidie en de betaling van WW-gelden in het kader van de Wtv wordt deze laatste betaling voor de subsidievaststelling in mindering gebracht op de loonsom over maart tot en met mei 2020.

Aangevraagde Wtv waarop nog niet is beslist

Als de werkgever al een Wtv-aanvraag heeft gedaan, maar hier is nog niet op beslist, dan wordt deze aanvraag gezien als een aanvraag voor de NOW. De werkgever zal in de gelegenheid worden gesteld om zijn aanvraag binnen vier weken aan te vullen met de evt. ontbrekende gegevens voor de aanvraag voor de NOW. De werkgever krijgt bericht welke informatie nog aangeleverd moet worden. 

Pensioen gerelateerde vragen

Vraag 10:

Wat regelt de NOW voor pensioen?

Antwoord 10:

De subsidie o.g.v. de NOW wordt eerst verstrekt in de vorm van een voorschot van een subsidie over de loonsom. Bij de berekening hiervan wordt gebruik gemaakt van de loonsom over een referentieperiode van een maand. In beginsel wordt daarvoor januari 2020 genomen. Uitgegaan wordt van het sociale verzekeringsloon (SV-loon) uit tegenwoordige dienstbetrekkingen. Daarbij worden daarnaast ook aanvullende lasten als werkgeverspremies en werknemersbijdragen aan pensioen en opbouw van vakantiebijslag gecompenseerd.

Om de uitvoering van de aanvraagprocedure te vergemakkelijken is gekozen voor een opslag van 30% voor alle werkgeverslasten. De precieze werkgeverslasten hoeven dan dus niet per situatie te worden beoordeeld. Dit kan dus wel meebrengen dat niet de volledige pensioenlasten vergoed worden.

Vraag 11:

Betekent dit dat de premiebetaling voor de pensioenopbouw ook moet worden voortgezet als een beroep op de  NOW wordt gedaan? 

Antwoord 11:

Nu de subsidie een opslag kent voor de werkgeverslasten inclusief de pensioenbijdragen, is dit de bedoeling.

Overigens is het blijkens de maandag 16 maart jl. door de Belastingdienst gepubliceerde V&A 20-004 Pensioenopbouw tijdens tijdelijke arbeidsduurverkorting in verband met coronavirus COVID-19, fiscaal toegestaan de pensioenopbouw tijdens de periode van arbeidsduurverkorting voort te zetten.

Vraag 12:

Hoe gaan pensioenuitvoerders om met de precaire situatie die voor veel ondernemers is ontstaan door Corona?

Antwoord 12:

Op 21 maart hebben de overkoepelende organisaties van pensioenuitvoerders (de Stichting van de Arbeid, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars) bekend gemaakt dat ondernemers die als gevolg van de Corona-crisis in acute problemen komen, zoveel als mogelijk tegemoet moeten worden gekomen.

Omdat de invloed van de crisis per sector of werkgever verschilt, moet maatwerk geboden worden op basis van onderstaande oplossingsrichtingen:

  • Treffen van een betalingsregeling. De individuele werkgever meldt zich in dat geval bij de uitvoerder;
  • Verruiming van de betalingstermijnen voor de premieafdracht in de getroffen sectoren;
  • Versoepeling van het invorderingsbeleid bij het innen van de pensioenpremies, bijvoorbeeld door in de getroffen sectoren het inschakelen van incassobureaus en/of het opleggen van administratieve boetes uit te stellen.

De betrokken partijen treden met DNB en SZW in overleg over de eventuele aanpassing van wettelijke voorschriften ten aanzien van invorderingsinspanningen en betalingstermijnen. Dit haalt de druk enigszins van de ketel voor getroffen ondernemers met betalingsproblemen. Alertheid blijft echter van belang. Een (tijdige) melding als de premies niet betaald kunnen worden, is nog altijd vereist. Ook in de situatie dat het pensioenfonds reeds gekend is met de financiële positie van de onderneming en zelfs ook als reeds een betalingsregeling is overeengekomen.

Het beleid inzake betalingstermijnen wisselt per Bpf en per werkgever. Sommige Bpf’en hebben op hun websites een standaardbeleid gepubliceerd, andere Bpf’en geven geen standaardinformatie en beoordelen de situatie per geval. Per Bpf kunnen de termijnen, voorwaarden waaronder en andere zaken omtrent betalingen van de premies wisselen. Uiteraard is Gommer & Partners u graag van dienst om uw positie jegens uw Bpf of verzekeraar in kaart te brengen.

Vraag 13:

Wat kan een werkgever doen als de pensioenpremie niet meer kan worden voldaan?

Antwoord 13:

Dit is afhankelijk van de persoonlijke situatie van de werkgever. Bij welke pensioenuitvoerder is de pensioenregeling ondergebracht en welke opties zijn in de pensioenregeling opgenomen.

Vraag 14:

Wat kan een werkgever doen als sprake is van een verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (Bpf)? 

Antwoord 14:

Indien sprake is van een verplichte aansluiting bij een Bpf, dan loopt deze ook in de huidige Corona-crisis door. Het is voor een werkgever dan niet mogelijk om de deelname of de premiebetalingen aan dat Bpf op te schorten danwel te staken. 

Vraag 15:

Wat kan een werkgever doen als sprake is van een verzekerde pensioenregeling?

Antwoord 15:

In de meeste verzekerde pensioenregelingen is een zogenaamd betalingsvoorbehoud, conform artikel 12 Pensioenwet opgenomen. Om een beroep te kunnen doen, moet het voorbehoud reeds in de pensioenovereenkomst zijn opgenomen. Het is dus niet mogelijk, dit nu alsnog te doen. Het betalingsvoorbehoud heeft alleen betrekking op de werkgeversbijdrage. Deze kan, met een beroep op dit voorbehoud, worden beperkt, danwel gestaakt. Dit betekent dus dat de eigen bijdrage nog altijd ingehouden én afgedragen moet worden aan de pensioenuitvoerder. Daarbij is het raadzaam, om indien mogelijk de risicopremies (voor overlijden en arbeidsongeschiktheid) te blijven voldaan.

Om succesvol een beroep op dit voorbehoud te kunnen doen, moet daarnaast sprake zijn van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Het moet daarbij gaan om een situatie van evidente overmacht. Dit kan financieel onvermogen van de werkgever zijn, waardoor de Corona-crisis een beroep op het voorbehoud mogelijk kan maken. Is een dergelijk voorbehoud niet gemaakt, of kan de werkgever zich er momenteel niet op beroepen, dan zal de volledige premie afgedragen moeten worden.

 Vraag 16:

Wat als een werkgever de pensioenpremie niet afdraagt aan de verzekeraar?

Antwoord 16:

Als de werkgever de pensioenpremie niet aan de verzekeraar betaalt, zal de verzekeraar uiteindelijk de pensioenregeling premievrij maken. Daarmee stopt de opbouw en vervallen de risicodekkingen bij overlijden en arbeidsongeschiktheid. Uiteraard mag de uitvoerder dit niet zomaar doen. Voordat de uitvoerder hiertoe kan overgaan, moet de uitvoerder de betreffende werknemers informeren omtrent de premieachterstand en moet de uitvoerder zich inspannen om de premie alsnog voldaan te krijgen, bijvoorbeeld door het sturen van een aanmaning. Wordt er alsnog niet betaald en de werknemers zijn hierover geïnformeerd, dan mag de uitvoerder drie maanden nadat de werknemers zijn geïnformeerd de pensioenopbouw stoppen. Dit kan met terugwerkende kracht tot uiterlijk vijf maanden voordat de werknemers zijn geïnformeerd. Dit geldt alleen voor de daadwerkelijk opgebouwde pensioenen. Het stoppen van de risicodekkingen mag niet met terugwerkende kracht. Communicatie door de werkgever richting de werknemers omtrent het niet kunnen betalen van de pensioenpremies is zeer belangrijk. Aansprakelijkheid van de werkgever door het wegvallen van het nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen moet voorkomen worden. Gommer & Partners is u graag van dienst met het op een juiste manier informeren van uw werknemers.  

Vraag 17:

Wat als een werkgever de pensioenpremies niet afdraagt aan een verplicht gesteld Bpf?

Antwoord 17:

In die situatie kan een werkgever geen beroep doen op het betalingsvoorbehoud van artikel 12 PW. Indien de premies niet afgedragen kunnen worden. Voor de werknemers heeft dit weinig tot geen gevolgen. Immers, ongeacht of de werkgever de premies heeft afgedragen, heeft de werknemer recht op pensioen jegens het Bpf. Alleen als sprake is van een totale premieachterstand van meer dan 5% en de dekkingsgraad onder het vereiste vermogen ligt, moet het verantwoordings- of het belanghebbendenorgaan geïnformeerd worden door het Bpf. Indien de slechte financiële positie van het Bpf aanhoudt, kunnen toeslagen achterwege blijven, danwel de opgebouwde pensioenen gekort worden. Voor de werkgever kan het niet betalen van de pensioenpremies verstrekkende gevolgen hebben. Immers, zowel de werkgever als de bestuurders van de werkgever kunnen hiervoor aansprakelijk gesteld worden. Om die reden is het van belang om tijdig een melding betalingsonmacht te doen bij het Bpf. Daarvoor moet gebruik gemaakt worden van een door de Belastingdienst gemaakt formulier (https://download.belastingdienst.nl/belastingdienst/docs/melding_betalingsonmacht_belastingen_en_premies_ov941z13fol.pdf).

Vraag 18:

Wanneer moet een melding betalingsonmacht worden gedaan?

Antwoord 18:

De werkgever moet in een situatie van betalingsonmacht, hiervan onverwijld mededeling doen aan het pensioenfonds, nadat gebleken is dat sprake is van betalingsonmacht. De mededelingsplicht is nader uitgewerkt in het Besluit meldingsregeling Wet Bpf 2000. De mededeling omtrent de betalingsonmacht moet schriftelijk worden gedaan, uiterlijk binnen veertien dagen nadat de premies betaald hadden moeten zijn.  Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het door de Belastingdienst ontwikkelde meldingsformulier https://download.belastingdienst.nl/belastingdienst/docs/melding_betalingsonmacht_belastingen_en_premies_ov941z13fol.pdf.

Als het pensioenfonds dit vraagt, moet de werkgever nadere informatie c.q. inlichtingen verstrekken en eventuele stukken overleggen.  

Vraag 19:

Welke bestuurder kan de melding betalingsonmacht doen en welke bestuurder kan hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de niet-afgedragen pensioenpremies?

Antwoord 19:

Elke bestuurder is bevoegd om namens de werkgever aan deze verplichting te voldoen. De bestuurder kan de formele, maar ook de benoemde niet ingeschreven, maar ook de feitelijk of voormalig bestuurder zijn. Het maakt hierbij niet uit of de bestuurder ook daadwerkelijk bestuurstaken uitoefent.

Vraag 20:

Wat zijn de gevolgen van een tijdige melding betalingsonmacht?

Antwoord 20:

Als op de juiste en tijdige wijze mededeling is gedaan, dan is een bestuurder enkel aansprakelijk, indien aannemelijk is dat het niet betalen van de bijdragen het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaar voorafgaande aan het tijdstip van de mededeling. De bewijslast rust hierbij overigens op het pensioenfonds.

Vraag 21:

Wat zijn de gevolgen van een niet tijdige melding betalingsonmacht?

Antwoord 21:

Als geen, of niet op juiste wijze, of niet tijdig (een) mededeling is gedaan dan is een bestuurder aansprakelijk, omdat dan op voorhand het vermoeden bestaat dat de niet-betaling aan hem is te wijten en dat de periode van drie jaar geacht wordt in te gaan op het tijdstip waarop de werkgever in gebreke is. Tot de weerlegging van het vermoeden wordt slechts toegelaten de bestuurder die aannemelijk maakt dat het niet aan hem te wijten is dat niet aan de mededelingsplicht is voldaan.

Vraag 22:

Is het voor een melding betalingsonmacht voldoende dat het Bpf weet van de financiële positie van de werkgever of eerder een betalingsregeling is overeengekomen?

Antwoord 22:

Het enkele feit dat een pensioenfonds op de hoogte is van beperkte financiële mogelijkheden, geldt overigens niet als een geldige melding van betalingsonmacht, reeds omdat dit feit niet meebrengt dat betaling van de premies onmogelijk is, aldus recente rechtspraak.[1] En zelfs als een betalingsregeling wordt overeengekomen met het pensioenfonds, wordt deze regeling niet gezien als een mededeling van betalingsonmacht.[2] 

Vraag 23:

Gaat een Bpf, in de huidige Corona-crisis, anders om met meldingen betalingsonmacht?

Antwoord 23:

Zoals reeds aangegeven bij het antwoord op vraag 12, hebben de overkoepelende organisaties van pensioenuitvoerders aangegeven dat coulance in deze tijd op zijn plaats is. Nog niet bekend is echter hoe uiteindelijk omgegaan zal worden met de bestuurdersaansprakelijkheid. Om die reden is het nog steeds raadzaam om tijdig een melding betalingsonmacht te doen. Uiteraard rekening houdend met de geldende (versoepelde) betalingstermijnen. Gommer & Partners is u graag van dienst, bij het doen van een dergelijke melding. 

Vraag 24:

Kan een werkgever ook structurele wijzigingen in de pensioenregeling doorvoeren?

Antwoord 24:

Het is afhankelijk van de situatie of dit mogelijk is. Is sprake van een verplichtgesteld Bpf, dan kan een werkgever de pensioenregeling of de deelname daaraan niet wijzigen. Als sprake is van een verzekerde regeling, dan is dit afhankelijk van de situatie. Allereerst moet beoordeeld worden of in de pensioen- of arbeidsovereenkomst een eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen. Is dit het geval, dan moet de afweging gemaakt worden of sprake is van een voldoende ingrijpende wijziging van omstandigheden om tot de wijziging over te gaan. Indien geen eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen in de arbeids- of pensioenovereenkomst, dan kan de pensioenregeling alsnog gewijzigd worden. Dan moet een beroep gedaan worden op de redelijkheid van het voorstel, gebaseerd op alle feiten en omstandigheden van de situatie. Vergeet hierbij ook de positie van de Ondernemingsraad niet. Zowel bij een beroep op het eenzijdig wijzigingsbeding als op de redelijkheid van het voorstel, is communicatie richting de werknemers zeer belangrijk. Dit geldt ook voor de communicatie met de pensioenuitvoerder. Gommer & Partners is u hierbij graag van dienst.

[1] Rechtbank Rotterdam,4 december 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:9621

[2] Hof Den Bosch, 19 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:1523

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*