Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Geplaatst op 19 mei 2021

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens niet betalen pensioenpremies

Afgelopen jaar schreef ik in september een bijdrage over de meldingsplicht van betalingsonmacht. Is een werkgever niet is staat zijn pensioenpremies te betalen, dan is hij verplicht uiterlijk veertien dagen na vervaldatum van de bijbehorende premienota daarvan melding te maken. Dit kan door middel van een door de Belastingdienst opgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

De sanctie op het achterwege laten van een melding is bestuurdersaansprakelijkheid. De pensioenpremies worden dan voor zover mogelijk verhaald op het privévermogen van de bestuurder(s).

Onlangs is een oudere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:3398) gepubliceerd. De kwestie betrof een transportbedrijf dat in de kredietcrisis van 2009 ervoor koos een vennootschap binnen de fiscale eenheid te verkopen aan een partij gevestigd in een andere lidstaat. Vóórafgaand die verkoop, had de werkgever conform de Wet Bpf 2000 wél melding gedaan van betalingsonmacht.

Naar oordeel van het hof had de verkopende bestuurder echter voor ogen, om met de verkoop van de onderneming te frustreren dat schuldeisers verhaal konden halen op de onderneming. De met schulden gevulde onderneming werd naar het buitenland verplaatst, maar blijkt dat ook jegens een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds een geduchte truc om onder betalingsverplichtingen uit te komen?

Hoewel een tijdige melding van betalingsonmacht voorkomt dat aan bestuurdersaansprakelijkheid op deze grond wordt ontkomen, blijft onverminderd gelden dat een onderneming een gedegen administratie heeft te voeren op basis van het ondernemingsrecht. Gebeurt dat niet, dan is sprake van ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’. Op basis van de Wet Bpf 2000 wordt namelijk aangenomen dat in het geval tijdig melding is gedaan, een bestuurder aansprakelijk is voor onbetaald gebleven pensioenpremies indien niet-betaling het gevolg is van verwijtbaar kennelijk onbehoorlijk bestuur binnen drie jaar voorafgaand aan het tijdstip van de mededeling (vergelijkbaar met faillissementssituaties). Daar de bestuurder in deze casus zijn administratie had overgedragen (lees: zoek gemaakt), werd KOB aangenomen omdat geen aantoonbare gedegen administratie was gevoerd. Het is dan ook niet zinvol om een vennootschap over de grens de drukken en de zetel voor dit sterfhuis te verplaatsen.

De bestuurder te goeder trouw dient (ook in tijden van de Corona-crisis) er alert op te zijn dat zijn gevoerde administratie raadpleegbaar blijft en hem geen kennelijk onbehoorlijk bestuur verweten kan worden.

mr. Michiel K.A. van Slagmaat

 

Nog vragen? Neem contact met ons op:

Afspraak online/telefonisch

*
*
*
*

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*