Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Geplaatst op 22 augustus 2022

Familierecht en pensioen

Het kader voor de verdeling van pensioen bij scheiding is door de jaren heen een aantal keer gewijzigd. Niet alleen de wetgever heeft hier aan bijgedragen, maar zeker ook de Hoge Raad. Een blik op de toekomst leert dat een nieuw kader aanstaande is. Tijd dus om de balans op te maken!

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps)

Met de inwerkingtreding van de Wvps werd afscheid genomen van de Boon/Van Loon systematiek, zoals die in 1981 door de Hoge Raad is geformuleerd. Op grond daarvan werd pensioen tot de huwelijksgemeenschap gerekend en diende de waarde daarvan bij scheiding te worden verrekend.

Scheidingen op óf na 1 mei 1995, vallen in beginsel onder het regime van de Wvps. In de praktijk kunnen er echter nog geschillen bestaan over de toepassing en uitvoering van de Boon/Van Loon-verdeling. Voor de vraag naar het toepasselijke kader is dan ook de echtscheidingsdatum van belang, maar zeker ook de onderlinge pensioenafspraken in de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant.

Pensioenrechten die onder de Wvps vallen, zijn op grond van artikel 1:94 lid 2 sub b BW uitgezonderd van de huwelijksgemeenschap. In beginsel wordt het gedurende het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen in de verevening betrokken en bij helfte verdeeld. Doordat de Wvps regelend recht bevat, kunnen (ex-)echtgenoten echter anders overeenkomen, bij huwelijkse voorwaarden en/of in het echtscheidingsconvenant.

Pensioenwet (PW)

Voor de behandeling van het (bijzonder) partnerpensioen biedt artikel 57 PW het wettelijk kader. Bij scheiding ontvangt een (ex-)partner de tot het moment van scheiding opgebouwde partnerpensioenaanspraken, tenzij het partnerpensioen op risicobasis is verzekerd. Dan is immers geen sprake geweest van opbouw. Ook omtrent de verdeling van het partnerpensioen kunnen andere afspraken worden gemaakt. Echter dient een pensioenuitvoerder zich bereid te verklaren in te stemmen met de afwijkende afspraken.

Het huidige wettelijk kader van de pensioenverdeling c.q. verevening bij scheiding, wordt dan ook zowel bepaald door de Wvps als de PW. Hierbij is ook van belang na te gaan óf sprake is van een partnerrelatie zoals bedoeld in de betreffende wet. Dit bepaald immers het toepasselijke kader en de omvang van pensioenrechten en -aanspraken en de verdeling daarvan bij scheiding.

Wet pensioenverdeling bij scheiding (WPS)

Inmiddels is de opvolger van de Wvps aangekondigd (de WPS) met als doel een gemoderniseerd en geactualiseerd wettelijk kader voor de verdeling van pensioen bij scheiding. Op grond van de WPS zal conversie de hoofdregel worden. Dit betekent dat voor de ex-partner bij scheiding automatisch een eigen recht op pensioen ontstaat en dit wordt losgekoppeld van de partner. Dit eigen recht omvat dan de helft van het gedurende het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen én de helft van het gedurende het huwelijk opgebouwde partnerpensioen. Indien ex-echtgenoten anders overeenkomen, dienen zij de pensioenuitvoerder hier binnen 6 maanden over te informeren.

Wet toekomst pensioenen (WTP)

De WPS zou aanvankelijk met ingang van 1 juli 2022 in werking treding. Deze datum is uitgesteld, gelet op de behandeling van de WTP. Hierdoor kunnen pensioenuitvoerders rekening houden met de aanpassingen uit deze wet én de wijzigingen in één keer doorvoeren. De beoogde datum van inwerkingtreding van de WTP is gesteld op 1 januari 2023 met een overgangsperiode van vier jaar, tot 1 januari 2027. Het wetsvoorstel WTP is op 30 maart jl. ter behandeling aan de Tweede Kamer aangeboden en zal ook een belangrijke bijdrage leveren aan het kader voor pensioenverdeling bij scheiding.

Zo is het uitgangspunt van de WTP een nabestaandenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum op risicobasis. Het voorstel bevat een diensttijdonafhankelijke dekking, met een fiscaal maximum van 50% van het pensioengevende salaris. Daarnaast wordt in de WTP het partnerbegrip nader geduid, onder de toevoeging van het begrip ‘gezamenlijke huishouding’. Omdat het nieuwe partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum op risicobasis wordt, hoeft dit bij scheiding niet verdeeld te worden. Dit recht vervalt dan immers. Dit ligt anders voor het partnerpensioen bij overlijden ná de pensioendatum.

Op grond van de WTP wordt een beschikbare premieregeling het uitgangspunt. Een deel van het op de pensioendatum aanwezige kapitaal heeft betrekking op het ouderdomspensioen en een deel op de overgang bij overlijden: het partnerpensioen. De hoogte hiervan is echter van diverse factoren afhankelijk. Het kader voor pensioenverdeling bij scheiding zal daarnaast ook afhankelijk zijn van de keuzes die door de pensioenuitvoerder worden gemaakt met betrekking tot de reeds opgebouwde aanspraken. Hiervoor is dan van belang of sprake is van een verzekeraar of pensioenfonds. Bij een verzekeraar opgebouwde aanspraken kunnen in stand blijven, terwijl bij een pensioenfonds sprake zal zijn van invaren van pensioenaanspraken. Hiermee worden de reeds opgebouwde pensioenaanspraken omgezet naar een pensioen binnen de nieuwe regeling.

Conclusie

Het kader van pensioenverdeling bij scheiding zal de komende jaren opnieuw worden vormgegeven. Belangrijk hierbij is om de relevante feiten en omstandigheden per geval in kaart te brengen. Daarvoor is niet alleen de scheidingsdatum relevant, maar tevens de partnerkwalificatie, de pensioenregeling(en) en de door de pensioenuitvoerder gemaakte keuzes. Er is in ieder geval sprake van een zeer grote communicatieve uitdaging, om bovenstaande begrijpelijk en duidelijk over de bühne te krijgen bij een scheiding.

De pensioenverdeling bij scheiding wordt zo een omvangrijke exercitie, waar Gommer & Partners u graag over adviseert. Voor nu is het wel nog even wachten op het definitieve kader, to be continued!  

mr. Suus van Ingen

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*