Geplaatst op 28 november 2025
Pensioenrechten zijn hoogstpersoonlijk
Wanneer iemand overlijdt, gaan diens bezittingen en vorderingen in beginsel over op diens erfgenamen. Maar dat geldt niet voor alles. Een recente uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 21 oktober 2025 bevestigt nog eens dat pensioenrechten en pensioenaanspraken géén onderdeel uitmaken van de nalatenschap. Het betreft hoogstpersoonlijke rechten, die niet overdraagbaar zijn en dus ook niet op erfgenamen overgaan.
De zaak in het kort
In deze zaak stond een erfgenaam tegenover Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (hierna: Bpf Vervoer). Zijn inmiddels overleden stiefmoeder had pensioen opgebouwd bij Bpf Vervoer én zij had recht op een bijzonder partnerpensioen na het overlijden van zijn vader. Dit bijzonder partnerpensioen is nooit tot uitkering gekomen, omdat Bpf Vervoer de adresgegevens van zijn stiefmoeder niet kende. De stiefmoeder was namelijk woonachtig in het buitenland. Pas na haar overlijden werd ontdekt dat zij recht had gehad op uitkering van het bijzonder partnerpensioen.
Bpf Vervoer besloot, uit coulance, de achterstallige pensioenaanspraken uit te keren aan de drie stiefkinderen. Waaronder de eiser in deze zaak. De erfgenaam ontving hierdoor slechts een derde deel van het totaalbedrag. Hij was echter van mening dat hij, als enig erfgenaam van zijn stiefmoeder, recht had op het volledige bedrag. Bpf Vervoer weigerde hieraan mee te werken. Daarop stapte de erfgenaam naar de rechter en vorderde dat Bpf Vervoer de volledige afkoopsommen en de nog niet uitgekeerde termijnen aan hem zou uitbetalen. Hij baseerde dit op het feit dat hij in het testament als enige erfgenaam was aangewezen. Zijn twee zussen werden daarin niet genoemd.
De centrale vraag
De vraag die centraal stond was: Gaan pensioenrechten en pensioenaanspraken na overlijden over op de erfgenamen?
De erfgenaam stelde van wel. Volgens hem behoorden deze rechten tot de nalatenschap van zijn stiefmoeder. Bpf Vervoer voerde daarentegen aan dat pensioenrechten en pensioenaanspraken hoogstpersoonlijke rechten zijn en derhalve niet overdraagbaar.
Het oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter volgt het standpunt van Bpf Vervoer volledig.
Op grond van artikel 3:83 lid 1 BW zijn vorderingsrechten alleen overdraagbaar als de wet of de aard van het recht zich daar niet tegen verzet. Voor pensioenen geldt dat verzet wél: namelijk artikel 64 Pensioenwet bepaalt expliciet dat pensioenrechten niet mogen worden vervreemd of overgedragen, behoudens een beperkt aantal uitzonderingen.[1] Geen van die uitzonderingen was in deze zaak van toepassing.
Daarnaast citeert de kantonrechter de Memorie van Toelichting op de Pensioenwet, waarin staat:
“Evenals in de PSW het geval is, is de term pensioen uitsluitend van toepassing op uitkeringen terzake van ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid. De kring van potentiële begunstigden is bij pensioenen beperkter: het gaat alleen om de werknemer zelf, of, als er een nabestaandenpensioen is afgesproken, om de achterblijvende partner of kinderen bij vroegtijdig overlijden. Als de verzekerde voor de ingang van het ouderdomspensioen overlijdt en hij heeft geen nabestaanden, dan valt het voor hem gereserveerde geld vrij ten behoeve van de pensioenuitvoerder. Het komt niet toe aan erfgenamen.”
De uitspraak van de kantonrechter sluit aan bij eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd geoordeeld dat pensioenrechten hoogstpersoonlijk zijn. Zij maken dus ook geen deel uit van een failliete boedel, noch van een nalatenschap.
Gevolg: erfgenamen hebben geen recht op uitbetaling
De pensioenrechten en pensioenaanspraken van de stiefmoeder niet zijn dus overgegaan op de erfgenaam. Daarom heeft deze geen juridische aanspraak op betaling door Bpf Vervoer. Dat Bpf Vervoer uit coulance een deel heeft uitgekeerd aan hem en zijn twee zussen, was volledig aan het pensioenfonds zelf. Het mocht dat doen, maar was er niet toe verplicht. De vordering van de erfgenaam om het gehele bedrag aan hem te laten uitkeren, werd dan ook volledig afgewezen.
Conclusie
Deze uitspraak bevestigt nog maar eens een belangrijk uitgangspunt in het pensioenrecht, namelijk: Pensioenrechten en pensioenaanspraken zijn hoogstpersoonlijk en niet vererfbaar.
Alleen als er een nabestaandenpensioen is afgesproken, komt er na overlijden nog een uitkering. Zo niet, dan vervalt het opgebouwde pensioen aan het betreffende pensioenfonds.
Voor erfgenamen kan dat oneerlijk aanvoelen. Zeker als het pensioen tijdens het leven van de deelnemer niet is uitgekeerd. Maar juridisch is de lijn helder: pensioen is bedoeld als persoonlijke inkomensvoorziening, niet als onderdeel van de nalatenschap.
Wilt u zeker weten of er na een overlijden nog aanspraak bestaat op een pensioenuitkering? Controleer dan altijd of er sprake is van een nabestaandenpensioen. Zonder dat recht vervallen de pensioenrechten en pensioenaanspraken, ook al bent u erfgenaam.
Gommer Advocaten kijkt graag met u mee, zodat uw rechten ook in geval van overlijden goed zijn gewaarborgd.
[1] In artikel 64 lid 1 onder a tot en met e Pensioenwet worden uitzonderingen genoemd, onder meer bij verevening van pensioenrechten na scheiding, verrekening bij pensioenverevening, waardeoverdracht, beslag of pandrecht in beperkte gevallen en fiscale overdracht. Geen van deze situaties deed zich hier voor.