Vragen of afspraak maken?

Stuur ons een bericht op Whatsapp

Geplaatst op 22 december 2020

Moet de werkgever de transitievergoeding betalen, of is sprake van een gelijkwaardige voorziening?

Een werkgever is onder de nieuwe Wwz op grond van art. 7:673 lid 1 BW aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en op verzoek van de werkgever is ontbonden. Op basis van art. 7:673 b lid 1 BW wordt art. 7:673 lid 1 niet van toepassing verklaard indien in een cao of regeling door of namens een bevoegd bestuursorgaan voor werknemers als bedoeld in art. 7:673 lid 1 een gelijkwaardige voorziening is opgenomen. Met andere woorden voornoemde werknemers hebben na de termijn van 24 maanden geen recht op een transitievergoeding indien in de cao een gelijkwaardige voorziening is opgenomen. De afgelopen jaren is hierover al vaker geprocedeerd met een wat wisselende lijn in de jurisprudentie (Gerechtshof Arhnem Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2017:11133ECLI:NL:GHARL:2017: 11290 en Gerechtshof Amsterdam, 17 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2539). In een recent gepubliceerde uitspraak velt Gerechtshof Amsterdam net als in de andere uitspraak opnieuw een oordeel over de regeling bij ABN-AMRO (ECLI:NL:GHAMS:2019:3219, gepubliceerd 17 december 2020).

Wat was er aan de hand?

Op de arbeidsovereenkomst van werkneemster was de ABN AMRO-cao van toepassing. ABN AMRO heeft de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV opgezegd per 1 augustus 2017. Werkneemster is van mening dat zij recht heeft op een transitievergoeding. ABN AMRO stelt zich op het standpunt dat de in de cao opgenomen suppletieregeling kwalificeert als een gelijkwaardige voorziening en om die reden geen transitievergoeding verschuldigd is. De kantonrechter is ABN AMRO hierin gevolgd, omdat de suppletieregeling tezamen met de waarde van de gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw tot een hogere vergoeding leidt dan de transitievergoeding. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat de suppletieregeling geen vervanging van de transitievergoeding kan zijn, nu deze al bestond voor de invoering van de transitievergoeding. In de cao is echter na inwerkingtreding van de WWZ expliciet opgenomen dat de suppletieregeling en de voortzetting van de pensioenopbouw gezien moeten worden als een gelijkwaardige voorziening.

Het Gerechtshof volgt de kantonrechter. Het is niet van belang of de regeling al voor de WWZ bestond. Het gaat om de vraag of deze gelijkwaardig is aan de transitievergoeding. Dat is in ieder geval de bedoeling geweest, blijkt uit de cao. De uitleg van de cao is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Werkneemster heeft ook bezwaar gemaakt tegen de berekening die de kantonrechter gemaakt heeft. Immers, is het nog niet zeker dat zij de volledige suppletieregeling gaat ontvangen en weegt een beperkt maandelijks bedrag niet op tegen een bedrag ineens bij de transitievergoeding, rekening houdend met het doel hiervan; komen van en naar werk.

Het Gerechtshof oordeelt dat niet alleen naar de suppletieregeling, maar ook naar de voortzetting van de pensioenopbouw gekeken moet worden. Deze twee tezamen bereiken binnen 12 maanden na het einde van het dienstverband dezelfde hoogte als de transitievergoeding. Niet is vast komen te staan dat de werkneemster voor het einde van deze termijn geen aanspraak meer kan maken op de suppletieregeling. Daarmee staat de gelijkwaardigheid vast. Een betaling in termijnen levert de werkneemster geen nadeel op. 

Conclusie

Concluderend kan worden vastgesteld dat de omstandigheid dat in een cao vóór de inwerkingtreding van de Wwz al een suppletieregeling en een premievoortzetting van de pensioenopbouw bij ontslag tijdens arbeidsongeschiktheid waren opgenomen, er op zichzelf niet aan in de weg staat dat de huidige cao-regeling als een gelijkwaardige voorziening in de zin van art. 7:673b lid 1 BW wordt aangemerkt. Tussen partijen is niet in geschil dat de cao-regeling door cao-partijen zélf uitdrukkelijk als een zodanige voorziening is aangemerkt. Dit in tegenstelling tot de vergelijkbare gevallen waarover Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde. Een ander factor is de vergelijking in waarde van de transitievergoeding en de gelijkwaardige voorziening. Deze twee factoren leiden voor de werkneemster in deze kwestie niet tot een transitievergoeding.

 

Heeft u na het lezen van dit artikel nog vragen, bel ons gerust op telefoonnummer 013-507 07 40 of via onderstaand formulier. 

 

Afspraak online/telefonisch

*
*
*
*

 

Contact

Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

*
*
*
*